DILAN DE VUILBEKPAPEGAAI
- Olav Ulrich
- Jul 12
- 4 min read
Ik pauzeerde even tijdens mijn fietstocht door de Betuwe en genoot van het uitzicht over de traag stromende rivier, de wadende koeien aan de overkant en het lekkere weer. Nederland heeft beslist zijn charmes. Er kwam een man naast me zitten.

‘Mooi hè, dat Hollandse landschap,' zei hij. 'Die rivier, de groene weiden, de koeien. Verveelt nooit.’ We praatten zo maar wat voor de vuist weg, over van alles en nog wat, koetjes en kalfjes. Een aangenaam gesprek tussen twee onbekenden.
‘Heeft u misschien trek in een biertje, ik woon hier vlakbij. Ik heet trouwens Wierd,’ zei de man plotseling.
‘Lijkt me lekker, dank voor de uitnodiging,’ zei ik.
We liepen samen op naar zijn huis, dat inderdaad vlakbij was, aan de andere kant van de dijk. We liepen door naar het terras. Ik ging zitten, en Wierd ging biertjes pakken.
Ineens hoorde ik uit een zijkamer een schrille stem keihard ‘Gelukszoeker! Gelukszoeker!’ krijsen.
‘Wat is dat in godsnaam?’ vroeg ik aan Wierd, toen hij terugkwam met de biertjes.
‘Dat? Haha, dat gekrijs? Niet op letten hoor. Dat is mijn papegaai. Het is een Vuilbekpapegaai. Stomme beesten, kunnen helemaal niks, kunnen niet vliegen en eigenlijk niet eens op hun poten staan, het is net alsof ze balanceren op naaldhakken. Maar ze leren heel snel woordjes. Die kramen ze dan te pas en te onpas uit. Ze hebben natuurlijk geen flauw idee wat ze zeggen, maar schelden kunnen ze als de beste. Dat zit nu eenmaal in hun DNA. Een papegaai met Gilles de la Tourette zal ik maar zeggen,’ lachte Wierd.
‘Ik heb haar Dilan genoemd. Vond ik wel een aardige naam voor zo’n maf beest. En het is een vrouwtje, vandaar,’ verduidelijkte Wierd.
Toen we naar binnen liepen zag ik een kleurige, nogal iele vogel, met een scheve bek en bolle, uitdrukkingsloze, maar toch kille en boze ogen.
‘Dag Dilan de Vuilbekpapegaai,’ zei ik tegen Dilan. ‘Aangenaam kennismaken, maar niet heus’.
‘Uitvreter! Asielzoeker! Jodenhaat!’ schreeuwde Dilan terug.
‘Ik heb nog nooit zo’n beest gezien,’ zei ik tegen Wierd.
‘O nee?’ zei Wierd. ‘Dat is gek. De Vuilbekpapegaai is heel populair bij veel mensen…’
‘Mensen in het land! Harrrrd werrrken. Keukentafel!’ krijste Dilan er dwars doorheen.
‘Precies,’ zei Wierd, ‘dat wilde ik zeggen, de Vuilbekpapegaai is heel geliefd bij de gewone mensen thuis. En ze spreekt ook een beetje Frans? Jij spreekt een beetje Frans, hè Dilan?’
‘Frrrrrans Timmermans! Rrrrradikaal. Gevaarrrrlijk!’ repliceerde Dilan.
‘Leuk hè,’ zei Wierd, en hij keek me glunderend aan.
‘Uitzetten. Moordenaars! Verkrachters. Onze dochterrrrss!’ krijste Dilan, die nu echt helemaal losging.
‘Dilan, nu even niet,’ probeerde Wierd nog, die wel in de gaten kreeg dat ik de voorstelling van Dilan niet echt op prijs stelde. Tevergeefs. Dilan was niet meer te stuiten.
‘AZC NEE! schreeuwde het beest. ‘Keukentafel! Mensen thuis in het land! Harrrrrd werrrrken! Nareis! Nareis Nareis! Jodenhaat. Pure Jodenhaat. Ajax!’ krijste Dilan.
‘Krijg je nooit genoeg van die herrie en die onzin,’ vroeg ik aan Wierd, terwijl ik moeite had me verstaanbaar te maken.
‘Nee man, ik vind het leuk,’ zei Wierd. ‘Brengt een beetje gezelligheid en leven in de brouwerij. We doen trouwens vaak wedstrijden met die Vuilbekpapegaaien. Welke papegaai het hardste kan krijsen en de meest onsamenhangende onzin….’
‘Over rrrrechts. Rrrrrechts! Vingers aflikken. Asielprobleem! Jodenhaat!’.
‘…. onsamenhangende onzin uitkraamt,’ hervatte Wierd.
‘Dilan is wat dat betreft een echte winner. Andere Vuilbekkers hebben tot nu geen kans en mensen krijgen maar geen genoeg van die Vuilbekwedstrijden. Die vinden plaats in zaaltjes in het land. Bommetjevol, altijd. Je kunt alles ook volgen via Internet, en de Socials natuurlijk. Er is een gigantische Vuilbekcommunity, wist je dat niet? Maar ik begrijp dat het jou een beetje te veel wordt. Tja, dat heb je met die stadsmensen. Je komt toch uit de stad? Jullie zijn niks meer gewend. Allemaal van die brave deugneuzen’.
Wierd gooide een doek over de kooi. ‘Zo Dilan, het is voor vandaag wel even mooi geweest,’ zei Wierd tegen Dilan. En tegen mij: ‘Dilan houdt ervan de boel op te naaien, en zo te zien is dat bij jou aardig gelukt. Maar ze moet ook af en toe een beetje rust nemen, een Vuilbekpapegaai kan zich nu eenmaal niet beheersen, die gaat maar door en door. Dan overschreeuwen ze zichzelf en is het ineens uit met de pret. Vallen ze dood neer. Helemaal uitgeput. En ik heb ik geen zin in een nieuwe. Je raakt toch gehecht aan zo’n beest’.
Toen ik later die dag mijn fietstocht vervolgde, dacht ik: ‘Een doek erover. Was het maar zo eenvoudig. Maar zo eenvoudig is het niet. Bij al die gewone mensen thuis een Dilan, had Wierd gezegd. Hoeveel Dilans zijn dat wel niet. Vuilbekwedstrijden. Mijn god, wat een land’.
Ik verlangde ineens hevig naar het vredige getjirp van Pietje, dat kleine gele vogeltje dat zo liefdevol door mijn grootouders werd verzorgd. Al die lustig fluitende kanariepietjes, levensgezellen van zoveel gewone mensen, overal in het land. Maar dat is lang geleden. Dat was ooit.





Had die Wierd toevallig een ringbaardje?