Hoop is een illusie
- Olav Ulrich
- Jul 23
- 2 min read
Naar aanleiding van een interview met Maurits de Bruijn, schrijver van het confronterende boek “Geweten”, schreef ik een opiniestuk. De VK plaatste het op zijn website op 22 juli 2025 onder de titel “Onverschilligheid” (even naar beneden scrollen). Niet iedereen heeft toegang tot de Volkskrant. Daarom plaats ik de tekst ook hieronder.
In de Volkskrant van vandaag 22 juli 2025 staat een indringend interview met Maurits de Bruijn, onder de titel: ‘Als deze genocide al niet erg genoeg is [….] dan bestaat er helemaal geen erg genoeg’. De Bruijn is een uitgesproken voorvechter van de Palestijnse zaak, en heeft zich afgekeerd van het zionisme. In het interview legt hij overtuigend waarom. De juistheid van zijn stellingname blijkt wel uit een ander artikel in dezelfde krant: “Met een verrekijker en snacks kijken Israëliërs hoe Gaza wordt platgewalst”.
Duidelijker wordt het niet, lijkt mij. Ondanks alles hoopt De Bruijn op beter. Maar zijn hoop is een illusie. Wie de geschriften van oer-zionisten als Theodor Herzl en Jabotinski leest en tot zich door laat dringen, weet dat in de zionistische staat (nu Israël) geen plaats was en is voor Palestijnen. Ideologische opvolgers als Begin, Sharon tot en met Nethanyahu volgen deze lijn.
Wij zijn momenteel getuige van de laatste fase van een meer dan bijna 150 jaar voortslepend eliminatieproces van het voormalige Palestina en de Palestijnen, en elke illusie van hoop is contraproductief. Vergelijk het met een drenkeling op open zee, die zich vastklampt aan een stuk wrakhout. Hij mag hopen op redding, als in de verte een oceaanstomer opdoemt. Maar voor de opvarenden van de oceaanstomer heeft hoop geen betekenis. Ze komen in actie, en redden de drenkeling. Of ze kijken toe hoe de drenkeling wegdrijft, zijn ondergang tegemoet.
De bewoners in Gaza, die in de vernietigingsoorlog oorlog die nu woedt moeten zien te overleven, mogen hoop koesteren, het is alles wat hen rest. Maar de omstanders, de wereldgemeenschap, de internationale instituties moeten niet hopen. Zij moeten handelen, en nu in actie komen tegen de onverschilligheid waarvoor de Joodse dichter Eli Wiesel na de Tweede Wereldoorlog zo bevreesd was, toen hij dichtte: “Het tegengestelde van cultuur, schoonheid en edelmoedigheid is onverschilligheid. Dat is de vijand.”
Olav Ulrich, Amsterdam
Volkskrant website, 22 juli 2025





Comments