top of page

Pleidooi tegen Onverschilligheid

Updated: 2 days ago

Aanstaande zondag is het 4 mei, Dodenherdenking. Sinds ik me kan herinneren heb ik die dag samen met mijn moeder, mijn broer, soms met mijn vader, en met Martine stilgestaan bij de verschrikkingen die de Tweede Wereldoorlog heeft teweeggebracht. Stilstaan bij de slachtoffers. Bij de vernietiging. Stilstaan bij de Naziterreur, die nu meer dan tachtig jaar geleden als een allesvernietigend vuur over de wereld raasde. Stilstaan bij die rabiate en verwerpelijke ideologie die zovelen in vervoering bracht en in zijn greep kreeg, en zo onvoorstelbaar veel ellende heeft voortgebracht. Op die dag realiseer ik me steeds weer dat het allemaal mensenwerk was en geen onafwendbare, onbeheersbare natuurkracht. Daarom heeft herdenken zin en is het belangrijk. Herdenken is gedenken, en overdenken. Bedenken: dat nooit meer.


Toen ik klein was, voelde ik tijdens de twee minuten stilte vooral het verdriet van mijn moeder. Dat viel op, omdat zij de rest van het jaar oprecht aardig, opgewekt, hartelijk, gastvrij en goedlachs was. Pas later ontdekte ik dat zij en haar man Jo tijdens de oorlog onderdak hadden geboden aan het Joodse jongetje Martin, die toen vijf jaar oud was. Door nooit opgehelderde oorzaak werd het hele gezin op een kwade dag gearresteerd en overgebracht naar het beruchte Gestapo-bureau in de Euterpestraat. Omdat haar eigen pasgeboren kind Joost thuis nog in zijn wiegje lag, werd mijn moeder naar huis teruggestuurd, maar haar man Jo en Martin, en zijn zusje Erika, die elders was ondergebracht, zijn gedeporteerd naar concentratiekampen.


Jo is onder onmenselijke omstandigheden in de winter van 1944 vermoord in het beruchte werkkamp Neuengamme bij Hamburg. Vernichtung durch Arbeit, staat daar boven de ingang. In 1947 stuurde Wilhelmina namens de Nederlandse overheid een brief om uiting te geven aan hun medeleven. De vader van Martin overleefde zijn onderduik niet, hij werd vermoord in Auschwitz. Zijn naam staat nu gegrift in het Namenmonument aan de Wibautstraat. De moeder van Martin overleed tijdens de oorlog in het kraambed, kort na de geboorte van Erika. Beide kinderen hebben de kampen als door een wonder wel overleefd, vooral door de bemoeienis van een Nederlandse vrouw, die zich in Theresienstadt over hen had ontfermd. Ongelooflijk, maar waar. Ook mijn moeder en haar pasgeboren baby Joost, die mij 10 jaar later als zijn halfbroer zou verwelkomen, hebben de hongerwinter en de oorlog overleefd.





Toen ik die hartverscheurende geschiedenis eenmaal kende, kon ik het diepe verdriet van mijn moeder tijdens de jaarlijkse Dodenherdenking niet alleen begrijpen, maar ook meevoelen. Het moet een diepe wond zijn geweest, die vermoedelijk nooit echt is geheeld en die ze met zich meedroeg tot haar overlijden in 2014. Ze was toen bijna 99 jaar oud. De geschiedenis ontroert mij nog steeds, maar wekt tegelijkertijd ontzaglijke woede in me op. Woede tegen het onrecht, tegen de vernietiging, tegen het wegkijken, tegen de onverschilligheid. Niet alleen toen, maar ook nu. Juist nu. Ondanks "dat nooit meer".


Ik ben ervan overtuigd dat mijn moeder verheugd zou zijn geweest over de excuses die burgemeester Halsema onlangs namens het Stadsbestuur aanbood aan de Joodse gemeenschap in Amsterdam. Vooral de manier waarop Halsema het formuleerde zou haar hebben getroffen. Halsema zei: “De Amsterdamse overheid was, toen het erop aankwam, niet heldhaftig, niet vastberaden en niet barmhartig. En heeft haar Joodse inwoners gruwelijk in de steek gelaten. Namens het stadsbestuur bied ik hiervoor excuses aan.”


Mijn moeder en haar man waren in de Tweede Wereldoorlog misschien niet heldhaftig, maar wel vastberaden en barmhartig. Maar bovenal waren ze niet onverschillig, in de betekenis die Elie Wiesel (zelf overlevende van de holocaust) daar later aan gaf, toen hij dichtte:


Ik heb altijd geloofd dat

het tegengestelde van liefde niet haat is,

maar onverschilligheid,


het tegengestelde van kunst niet lelijkheid,

maar onverschilligheid,


het tegengestelde van leven niet dood,

maar onverschilligheid jegens beide,


het tegengestelde van vrede niet oorlog,

maar onverschilligheid jegens beide.


Het tegengestelde van cultuur, schoonheid,edelmoedigheid is onverschilligheid.

Dat is de vijand.


En daarom geloof ik

dat literatuur of kunst

of schrijven of onderwijzen

of werken voor de mensheid

maar één doel heeft:

vechten tegen de onverschilligheid.


Dit jaar zal ik zoals meestal naar de Dodenherdenking op de Dam te gaan. Om de herdenking lijfelijk te ondergaan. Het geroezemoes van de menigte, de trompetklanken, gevolgd door de voelbare en indrukwekkende stilte, die ineens wordt doorbroken door het geklapwiek van de duiven die van de stilte lijken te schrikken.


Naar de herdenking op de Dam, samen met Martine en met Martin, die ooit onderdak kreeg kreeg van mijn moeder. Nu een man van 86, die mijn moeder als zijn moeder beschouwt, en die als het even kan elk jaar voor deze gelegenheid overkomt uit Engeland, waar hij al sinds 1948 woont. Na zijn pensionering heeft hij zich verdiept in het onderwerp genocide. Hij reist, ondanks zijn hoge leeftijd stad en land af en bezoekt vooral scholen om jongeren te onderwijzen over onderwerpen als rassenhaat en genocide. Als lesmateriaal voor kinderen schreef hij een korte versie van het levensverhaal van hemzelf en zijn zusje. Zodat ook jonge kinderen leren begrijpen. Martin is in Engeland geridderd voor zijn werk en inzet.


Daar staat we dan, op de Dam. Om te herdenken, te gedenken, en te overdenken. En om te bedenken: dat nooit weer. Maar we weten: het gebeurt wel. Elke dag. We staan erbij en kijken ernaar. Er wordt wereldwijd geprotesteerd. Instanties en instituties die werkelijk macht hebben om aan het onrecht een einde te maken, doen niks. Er is geen rode lijn. Er is niks heldhaftigs te bespeuren. Er is geen vastberadenheid, en zeker geen barmhartigheid. Wel in allerlei woorden verpakte onverschilligheid.


Onlangs las ik in de krant een commentaar met als titel: “Toekijken hoe Israël in Gaza dood en honger zaait is onacceptabel.” Dat is mij uit het hart gegrepen. Het werpt ook zijn schaduw vooruit naar de Dodenherdenking.


Die wetenschap verscheurt mij bij voorbaat. Ik weet dat ik, net als iedereen die daar staat op de Dam, of ergens anders, persoonlijk niet bij machte ben om al dat onrecht te stoppen. En het gaat niet alleen om de Gaza, als is dat nu wel heel prominent (en terecht) in het nieuws aanwezig. Maar als kind van mijn moeder, als wereldburger, als vriend, echtgenoot, bandlid, muzikant en liedjesschrijver sta ik stil bij de wetenschap "dat literatuur of kunst, of schrijven of onderwijzen, of werken voor de mensheid, maar één doel heeft: vechten tegen de onverschilligheid."


En dat zal ik blijven doen. Vechten tegen onverschilligheid. Op welke manier dan ook. Altijd. In de hoop dat nooit weer ooit werkelijkheid wordt.




 
 
 

Comments


bottom of page